donderdag 29 januari 2009

Click 'n c

Het moet hier geschreven zoals genoteerd, want ik heb voor een keer geen tijd.

Oh ja, dit wordt hem.
Het staat vast, het is beslist,
dit wordt dé picture.
Het personage is gecast, de belichting is schitterend, de setting perfect.
Het is zeker, dit wordt een plaatje om vingers en duimen bij af te likken.
Magen en ogen zullen knorren als ze het zien.
Ogen zullen hun jaloezieën vanachter hun vensters oplichten en hun jaloezieblikken werpen.
Kort samengevat het is 'AF'.
Tussen een laatste blik naar het plaatje en het overhalen van de trekker om dat plaatje te schieten, zit een fractie in de weg. 1 fractie van onbelangrijke duur is genoeg.
Het plaatje wordt niet dát plaatje dat het had kunnen zijn.
Er is een zich van geen kwaad bewuste passant gepasseerd door het aanvankelijk verwachte beeld. De consequenties zijn navenant.
Misschien is de lichtinval gewijzigd, misschien is het personage naast zijn spotlight gaan staan. Misschien ligt zijn haar niet langer Feng-Shui door een fractie van een zuchtje wind.
En zo zal alles nooit meer hetzelfde zijn als voordien. En zo is alles nooit zoals voorzien.
En toch past zo'n onvoorziene picture misschien nog steeds in het/de voorziene kader dat/die bedoeld was om de trotse drager te worden van het plaatje dat 'AF' was.

maandag 26 januari 2009

Poëzie


de krachtige, baldadige woorden die ik zou reciteren met intonatie, inclusief stokkende adem waar nodig. Maar ik ben geen madam van dé poëzie. Ik zal me er niet aan wagen, ik zal er niet mee (over)winnen. Wel stel ik me een aantal vragen.

Welk effect zouden woorden als:
'ik zou je willen zien met de bril van een blinde.
Aftastend zien of je zachte gezicht vriendelijk aanvoelt...'
kunnen hebben?

Welk effect op anderen? Het effect op mezelf zou er een zijn van voortdurende twijfel en twijfel. Van wikken en wegen. Welk effect kunnen zo'n paar woorden immers hebben wanneer je ze niet zwoel en zacht uitspreekt in een vriendelijk, zwichtend oor? De poëzie zou dienstbaar zijn als boodschapper van de boodschappen die uit angst niet rechtstreeks uitbaar zijn. Metaforen vormen een veilige codetaal, een beschermend laagje dubbelzinnigheid.
Na de vraag van (al dan niet) effect, rest nog de vraag: 'wie' raakt in godsnaam gecharmeerd door zorgvuldig gewogen woorden, wie bezit de sleutel om correct te decoderen. Is de sleutel slechts bedoeld voor dat vriendelijk gezicht of raakt de poëziebrenger gewonnen voor de aandacht van meerdere onbekende gezichten, hét publiek. Zijn vriendelijke gezichten dan slechts muzes en kan je daar genoegen mee nemen?

zondag 18 januari 2009

Wilt gij?

Ik heb zoveel woorden gestroomd vandaag en voorgaande dagen. Ze handelden over: mannen, vrouwen, koffie, mannen en vrouwen, mannen en ik, ik en mannen, het leven, hoe dat vooruitgaat of juist heel lang stilstaat. Ik heb veel woorden laten komen en ze zijn niet op. Als er een ding is waarvan ik steeds genoeg lijk te hebben, dan heb ik het gevonden en moest het zoveel waard zijn als pakweg goud, dan zou ik mijn boterhammen verdienen met schrijven of spreken, desnoods over boterhammen. Over kwaliteit hebben we het dan niet.
Wat ik nu wil zeggen is dat er zoiets lijkt te bestaan als te veel zeggen. En te veel zeggen zonder een hogekwaliteitseis leidt tot gezever. Een van mijn producten is gezever, in de vorm van woorden, niet van saliva, laat dat duidelijk zijn. Nu zit dat zo. Als je zoveel zegt, natuurlijk moet er eens dat punt komen waarop je niets meer kan zeggen, zogezegd. Maar dat punt bereik ik dus niet, wat ik wel bereik is dan weer een punt waarop ik denk dat ik het punt heb bereikt waarop anderen genoeg van mijn woorden hebben geslikt. Waardoor ik een tijdelijke tijd van revalidatie verplicht ben aan mijn sperpartner(s). Gedaan met mijn gepraat, ik ga in congé. Ik ga het niet lang volhouden. Maar ik móet broeden op nieuwe gespreksstof en ik moet broeden op momenten waarop ik die gespreksstof zal kunnen brengen op een mooie manier en in een prachtige interactie een echt gesprek van twee mensen, van vrouw tot man en terug: van man tot vrouw.
Het probleem is dat ik die momenten, waaraan ik nood zal hebben nog niet geregeld heb. Ik heb ze niet geregeld, omdat ik ze niet geregeld krijg. Omdat ik een bange wezel ben. Ik geraak niet zo ver om na al dat vertelsel tot een vraag te komen.
Een vraag als: wilt gij met mij.... eens... een goed gespreksmoment vastleggen in onzen agenda. Of iets in die aard, ik hoop dat iemand snapt waarover het gaat, want met veel woorden heb ik natuurlijk maar weer weinig of een deel gezegd. Dat is natuurlijk het gevolg van dat bange wezel zijn. En de consequenties die met de belangrijkere vragen en antwoorden samenhangen.

donderdag 15 januari 2009

Voor iedereen die een kleine nood heeft aan een degelijk romantisch escapisme, muzikaal dik ok, want er niet in geslaagd the Beatles te vern**ken. Rotsvaste zekerheid dat ik hem gauw voor een derde keer wil bekijken. (Als ik een gewillige metgezel vind.)



Alles functioneert niet meer zo goed.

Is het gevaarlijk als je hart af en toe eens de tak na de tik vergeet te luiden?
Gaat het om iets waarbij het hart echt even stilstaat, of is het slechts dat gevoel. Hoe kan het dat die geschrapte slag plots zo leuk lijkt, terwijl je eigenlijk zou moeten denken 'shit mijn tikker staat stil', paniek, ik ben niet zo gezond als ik er uit zie.
Beide aspecten van zo'n minieme, al dan niet fictieve, hartstilstand spelen door mijn hoofd. En dat allemaal doordat ik iemand zag staan, wachtend op een broodje. Zelf stond ik niet te wachten op een broodje. Zelf stond ik ook niet te wachten op de broodjeswachter. De broodjeswachter bleek immers een lookalike van het origineel. Dé hamvraag zou dan kunnen worden welk type hartstilstand krijg ik als de originele kopie van de broodjeswachter plots opduikt?
Het antwoord moet ik schuldig blijven.
Het probleem van de lookalike heb ik gelokaliseerd, niet alleen in de broodjeszaak, het lookalikeprobleem is te lokaliseren in die twee blauwe vijvers van mij. Het lijkt wel of ze dieper worden en mijn vertezicht doen verdrinken in hun troebele water. Ja, ik heb de gelegenheidsbril, maar ik houd hem voor weinig gelegenheden. Op straat blijft hij van mijn gezicht, en de straat blijft daardoor gedeeltelijk van mijn ogen. En de jongens en meisjes 'in t straat' lijken daardoor allemaal op mijn kennissen en vrienden. Vaak teleurstellend, geen praatjes kunnen slaan, waar je praatjes had willen slaan. Vaak raar, blikken uitwisselen van 'ik ken u', naar mensen die me niet kennen en die ik zelf evenmin ken.
Hoeveel mensen zouden dit wel niet voorhebben, vraag ik me dan af.